Sander van Werkhoven

Bierwijzer maken

Mijn eerste kennismaking met speciaalbier? Dat zal geweest zijn in de zomer van ’86. Het Havo-diploma is net op zak, en na de zomer ga ik de deur uit. Richting Tilburg voor een studie Journalistiek. Tot het zover is werk ik bij de plaatselijke supermarkt. In een dorpje boven Leeuwarden. Af en toe komt er een stel boodschappen doen dat lege bierflesjes inruilt die wij niet verkopen. Ze hebben een verdikking aan de hals en een etiket dat ik niet ken. Weigeren durf ik ze ook niet. En prop ze dus met wat moeite in het kratje met Heineken pijpjes.

Een paar weken later ben ik naar Brabant verhuisd en proef van het studentenleven. Ik leer hier dat het bier in die aparte flesjes Westmalle heet. Dat het een trappistenbier is en net als het lokale La Trappezelfs van de tap verkrijgbaar is. Al is het dan donker en wordt het vaak vermengd met… grenadine. Bah. De verhuizing naar onder de grote rivieren betekent op  biergebied alsof de woestijn is ingeruild voor de Livingstone watervallen. Al snel proef ik van Belle Vue, Duvel, De Koninck en Palm en niet te vergeten, al het lekkers van de Arcener Bierbrouwerij. Om niet veel later ook af te reizen naar Amsterdam waar het proeflokaal van brouwerij ’t IJ aan de basis staat van menig memorabel moment. In de jaren die volgen rukt de bierhype steeds verder op richting het noorden. Tot het uiteindelijk zelfs mijn geboortegrond weet te bereiken.

Bij mij heeft het biervirus zich dan al lang en breed in de aderen genesteld. Ik word lid van Pint, bezoek (bok)bierfestivals en val helemaal met mijn neus in de boter als ik voor vakblad Misset Horeca het Rondje Bier mag gaan doen. Samen met ‘biericoon’ Dick Wildeman organiseer ik in die jaren zeker zo’n 75 keer een editie van deze rubriek. Menig Bierconnaisseur mocht ik in het verleden als proever begroeten. Hoewel altijd gezellig was het Rondje Bier meer dan een beetje leuk bier proeven. Het was een rubriek in hét horecavakblad van Nederland. Met dus altijd de intentie de lezers, lees horecaondernemers, bierwijzer te maken. Door ze zo te informeren over aanbod, schenkwijze en – vooral – het belang van een gevarieerde bierkaart. Ik hoop dat ik daar mijn steentje aan heb bijgedragen.

Inmiddels ben ik alweer een paar jaar zelfstandig horecajournalist. En drink nog steeds graag speciaalbier en schrijf er over.En hoop dat nog heel lang te blijven doen.

Bierkeuze Sander van Werkhoven

Columbus van ’t IJ

Nu het aantal Nederlandse brouwerijen al lang niet meer in de tientallen, maar bijna tegen de duizend loopt vind ik het lastig om uit dit gigantische aanbod van bieren een absolute favoriet te kiezen. Er zit veel lekkers tussen hoor, absoluut, maar het gigantische aanbod aan nieuwe bieren en stijlen, zorgt ervoor dat er bij sommige brouwers van een vast assortiment amper sprake is. En is de – pak ‘m beet – Freaky Hoppy Fudged Caramel DIPA, de eerste keer super lekker, probeer dan vooral om het de tweede keer net zo te laten smaken voordat je verder experimenteert met gisten, exotische hopsoorten en vatrijping. ‘Discipline in het brouwhuis. Je bier precies zo brouwen zoals je dat gisteren deed. Dat is de basis voor een constante kwaliteit’, zei Grolsch’ Meesterbrouwer Marc Janssen laatst nog tegen mij. En dat zou iedere collega van ‘m in de oren moeten knopen. Enfin, ik heb mijn stokpaardje weer even bereden en in deze aanloop ligt al een beetje besloten dat ik niet ga voor een ‘nieuw’ bier.

Bovengisters

Als je, zoals ik, al zo’n 35 jaar van speciaalbieren geniet, dan moge het duidelijk zijn dat mijn eerste kennismaking met de smakelijke bovengisters van eigen bodem verliep via de bierpioniers uit de jaren ’80. La Trappe, Us Heit, De Raaf, ’t Kuipertje en – natuurlijk – ’t IJ. Nog regelmatig halen we op verjaardagen anekdotes op over al die genoeglijke uurtjes aan de bar van het originele proeflokaal van deze Amsterdamse brouwerij. Zoals de legendarische RUK-dagen (Rente Uitkering Dag) waarop de IJ-ndeelhouders hun dividend in vloeibare vorm mochten komen verzilveren.

Schatplichtig

Daar onder die molen werd in die beginjaren heus ook niet altijd bier van constante kwaliteit gebrouwen hoor. Ik zie nog hoe de brouwer na het nuttigen van een harinkje bij de belendende viskraam zijn handen zo de brouwketel weer in stak. Maar aan de bar smaakte het altijd opperbest. Het proeflokaal werd ontdekt door hordes toeristen, verviervoudigde in omvang, ’t IJ zelf kwam in Belgische Duvel-handen en vandaag de dag stappen we er nog slechts af en toe naar binnen. IJwit en Zatte zijn inmiddels gebombardeerd tot blikvangers en domineren tap en bierschap. Heerlijke bieren hoor. Maar in de Columbus herken ik nog steeds het oude IJ. De sfeer van toen. De pioniersgeest waar veel hedendaagse brouwers van profiteren. Zeker zij met een proeflokaal zijn schatplichtig aan de Amsterdammers.

En dan Columbus zelf natuurlijk. De 9% alcohol was voor die tijd ongekend hoog. Kom daar nu eens om. Maar neem een slok en de hele mooie bitter valt op. Niet overheersend, wel ondersteunend aan het rijke pallet van smaken dat er onder verbogen ligt en zich na iedere slok openbaart. Zowel een op en top genietbier als een bierklassieker. Die ondanks al die nieuwkomers nog stevig zijn mannetje staat.

Sander van Werkhoven